Dichters in de Prinsentuin

Een weekend  vol van poëzie in het mooie hoge Noorden, tijdens het ‘Dichters in de Prinsentuin’ festival. Dichter Tsead Bruinja was jarig en opende, o dubbelfeest, met een bloemlezing van de bloemlezing, vers van de pers. Er was koffie…met een TAAlkaaRTje van letters! Op een mooie en open manier konden de dichters zich presenteren aan het publiek. Zij verleidden je met hun zorgvuldig gekozen woorden terwijl wij als luisteraar langs hen schuifelden. Een groene tippelzone van beelden en rijm. Intiem en hoogst persoonlijk. Zoals de gedichten van de Syrisch-Palestijnse dichter Ghayath Almadhoun (bestel zijn bundel ‘WEG VAN DAMASCUS’ bij uitgeverij Jurgen Maas). 

Een mevrouw kwam net aanlopen toen ze Ghayath zijn indringende tekst in het Arabisch hoorde fluisteren. ‘Dat versta ik niet’, riep ze wat voorbarig en liep snel door naar een ander dichtersloket, de intensiteit van de woorden en de voordracht van Ghayath hadden haar al dieper geraakt dan ze zelf vermoedde.

 Een andere mevrouw vroeg me welke taal het was wat ze hoorde. Ik antwoorde haar:’ Arabisch, hij komt uit Syrië en is een Palestijn’.  ‘Maar wie is hij dan?’, vroeg ze me, wijzend naar de andere man in het groene venster. ‘Dat is de dichter Joost Baars die deze dag even als voorlezer van de vertaling uit het Arabisch fungeerde, hij schreef het nawoord bij de Nederlandse vertaling van Djûke Poppinga’, antwoorde ik zacht om niet door het gedicht heen te storen. ‘Ach, Joods’, zei ze,’ hij is Joods. Das mooi.’ Ze knikte tevreden. En genoot verder met haar ogen dicht. Ik liet het maar even zo.


De laatse tijd valt het mij trouwens op, dat, vaak op Social Media, festivals worden bedankt alsof het een persoon betreft. Bijvoorbeeld ‘Huishoudbeurs, je was weer geweldig!’

Hieruit spreekt kennelijk de totale euforie. Het dwalen langs de stands, de gratis hapjes, het gezellig samenzijn met soortgenoten, het dansen en jubelen op de vleugels van vlinderslag in de goedgevulde buiken, het bepakt en bezakt moe en voldaan soezend terugreizen op het zacht ruisen van de spoorbielzen. Een festival is, hoe leuk je het ook, al dan niet alleen of met vrienden hebt, een nochtans statisch en levenloos ding.Dus, HET was geweldig.

 Maar nu, na een weekend, Dichters in de Prinsentuin begrijp ik het opeens helemaal. Het festival is een persoon. Een levend wezen. Met een hoofd vol woorden, ledenmaten die druk mee bewegen op de ritmiek van de taal of aangeschoten van wijn en geluk zwalken, een hart vol van zuchten met voeten die, steentje voor steentje, tasten over het losse grind van schrijver naar schrijver in de loofgang, vingers die woorden trachten te vangen en te duiden, handen die slaan op schouders, armen die gebroederlijk daar waar de taal te kort schiet omhelzen, ogen die glinsterend kijken in die van de ander en een stem die, soms omfloerst dan weer luid, klinkt in de stille straten van een warme stad.

Om het lijf uiteindelijk dezelfde rit als de liefhebber van de Huishoudbeurs, maar nu in een wolk van beelden, ook geheel gratis voorzien overigens, volledig verzadigd huiswaarts te laten keren.

Het festival dat ben ik dus zelf.

Maar degene die het mogelijk hebben gemaakt, de vele schrijvers, de o zo belangrijke vrijwilligers en alle andere direct betrokkenen, onder leiding van de nieuwe jonge en gastvrije organisatie dat is pas echt het festival.

Nu kan ik volmondig zeggen Dichters in de Prinsentuin JULLIE waren geweldig!