Rokjesdag
En terwijl de lente zacht van start is gegaan, hangt er natuurlijk overal ‘rokjesdag’ in de lucht.
Zoals de overleden schrijver en bedenker van het fenomeen, Martin Bril al schreef:
‘Rokjesdag is een wonderlijke dag. Als bij toverslag zijn de straten ineens gevuld met blote benen. Het wonder is dat de bijbehorende dames hierover van tevoren geen overleg hebben gevoerd. Er is ook geen oproep op televisie geweest, of een speciaal radiobericht.
Ze voelen aan dat het kan.’
Het is rustig wachten tot het weer zover is.
De eerste zonnestralen laten me, wanneer er tussen twee huizen opeens een streep fel licht valt, zomaar op straat even stilstaan.
Het gezicht breedglimlachend om zoveel mogelijk warmte op te vangen, de ogen gesloten.
Maar terwijl ik, door mijn wimpers heen, voorzichtig om me heen kijk zie ik, ondanks het wijdwaaierende verblindende spectrum, nog geen kort rokje met fraai gevormde blote benen.
Stevige kuiten, een zachte gladde huid, ik hou ervan.
Maar nee, nog niets te zien. Geen frivool gedartel.
Wel camouflage cargopants en een incidentele driekwart legging. Net zo wit als de zonloze winterbenen.
Maar er valt me iets sterkers op.
Vanuit mijn ooghoek zie ik op onbewaakte ogenblikken opeens die markante kop van Bril verschijnen.
Zomaar.
Uit het niets.
In de glinstering van een ruit, in het gezicht van een passagier in een taxi die voorbij zoeft, onder de dikke muts en het gegroefde gelaat van de straatkant verkoper bij de Dirk.
Ik heb hem niet gekend en moet dan ook altijd even twee keer kijken.
Een double take, zonder bril. Het zal wel een fata morgana zijn, maar toch.
Hij kijkt me in het korte voorbijgaan altijd grimlachend aan, ik weet dan dat het bijna zover is.
‘Rokjesdag’, gromt hij me toe,’Rokjesdag’. Zijn stem raspt rokerig.
Hij, en niet de blote benen en de opwaaiende zomerjurkjes, is in de lente de licht verontrustende voorbode van het kriebelend voorjaarsgevoel.
Alsof hij nooit is weggeweest.