Wereldverhalen WU17

Wereldverhalen Theater Dakota

Foto Remco Zwinkels

Voor mijn werk voor het Internationaal literatuur festival Winternachten / Writers Unlimited heb ik, afgelopen januari, diverse programma’s gemaakt en gepresenteerd. Eén daarvan, in Theater Dakota, was ‘Wereldverhalen’.
Studenten van de Haagse Hogeschool, verhalenvertellers uit de wijk en bezoekers werden door mij uitgenodigd om aan de hand van een dierbaar voorwerp een verhaal te vertellen. Muzikale ondersteuning was van Denise Jannah en Robby Alberga en dichteres Marieke Rijneveld wierp vanuit haar poëzie, letterlijk, een blik op het thema.
Een recensie van de middag is HIER op Literatuurplein te lezen.

Als programmamaker en presentator kon ik het niet maken om de verhalenvertellers zich bloot te laten geven en dan zelf niets te vertellen. Vandaar dat ik mijn voorwerp die middag aan hen, en nu dus aan jou, voorleg. Mijn verhaal is een ‘longread’ maar zeker de moeite waard.
Kopje koffie of thee erbij en gaan!

MLV BLAUW

Mijn voorwerp is een klein speldje. Als je goed kijkt zie je dat het een M en een L en V zijn, in elkaars verlengde, waarbij de L en de V de poten van de M vormen. En dan maken het dwarse stokje van de L en de bovenste punt van de V samen een bliksemschicht. En om het af te maken staat het geheel vervat in een lauwerkrans en twee zwaarden doorkruisen de M en de bliksem schicht van de L en de V. Verder is het een speld die je normaal in koperkleur is, bij mij hebben de letters een blauw emaille laag. Dit is dan ook de MLV BLAUW.  Je kunt meteen zien dat het een militaire onderscheiding is. Onderscheiding is misschien een wat groot woord. Het is eerder een herinneringsspeld. Een bewijs van militaire fitheid. De MLV speld staat dan ook voor Militaire Lichamelijke Vaardigheidsproeven.

MLV BLAUW

MLV BLAUW

Een set aan gymnastiek oefeningen. Die je moet doen als je in dienst zit. En ja je leest het goed, ik heb in dienst gezeten. Aanvankelijk voelde ik me eigenlijk een moreel gewetensbezwaarde. Op die gronde wilde ik dan ook vervangende dienstplicht gaan doen. Maar het is raar, ik kreeg mijn oproep met de melding of ik me wilde melden bij de rij-opleiding in Blerick, vlakbij Venlo, en ik dacht: ‘Weet je wat, na een jaar volledig afgebeuld te zijn op de Toneelschool in Maastricht, kan ik een beetje ontspanning wel gebruiken en als ik dan mijn rijbewijs kan halen in dienst, en dan liefst ook nog mijn vrachtwagenrijbewijs, dan kijk ik daarna wel verder.’

De verhalen van lang en veel wachten op je kamer en een beetje in de natuur zijn, schieten op een boom of kamperen, leken mij niet zo echt iets wat bij mij past, maar sleutelen aan een vrachtwagen en beetje crossen over de hei leek me wel wat. En, okay, ik zal het toegeven, ik had als kind stiekem ook wel wat met soldaatje spelen.

Uren kon ik in het bos bij ons om de hoek, ik kom uit de omgeving van de Veluwe, met een stok als wapen, geheime acties tegen de vijand uitvoeren. Ik moet zelfs zeggen dat ik erg goed was in het verdekt opstellen en met omtrekkende beweging de vijand, mijn vriendjes, geen vriendinnetjes, met vriendinnetjes speelde ik verstoppertje in de bossen, verrassen en overmeesteren. Oorlogje spelen was een zaak van jongens.
Met een schot van mijn zorgvuldig geprepareerde stok en een keihard ‘Pieuw, Pieuw’ uit mijn mond. of ‘E-HEHEHEHEHEH’ wilde ook nog werken, maar alleen als mijn stok op automatisch vuren, standje mitrailleur, stond.
Daarnaast kwam het hele idee van oorlog en morele bezwaar van doden van je medemens als kind mij niet ernstig over. Want bij The A-team, zag je wel dat er geschoten werd, er ontplofte zelfs auto’s met een enkele kogel, Jeeps vlogen in de lucht, maar de bestuurder en de bijrijder, die net nog driftig op de zwarte bus van B.A. Barakus had geschoten, krabbelden nu, verdwaasd naar hun hoofd grijpend, uit het omgekeerde voertuig. Levend en wel.
Geen bloed, geen schrammen, geen doden, een beetje verdwaasd aan je hoofd krabbelen en uit een jeep klauteren. Das niet erg. Das niet gewond en al helemaal niet dood. De dood leerde ik als concept kennen door de vuursalamander die ik had gevonden bij de drinkbak van de koeien ergens in de wei aan de rand van het bos. En die op een ochtend, na een week of wat, ondersteboven in het laagje water van zijn nieuwe omgeving bij ons in de huiskamer dreef. Dat iets, wat zo vurig net nog levend was opeens zo gerimpeld, als mijn hand te lang onder de badkraan, kon zijn vond ik maar eng, droevig en fascinerend tegelijk.

Spelen, dat zou ik gaan doen in Blerick. En mijn rijbewijs halen.
Op de dag van aanmelding stond ik net als een hele groep andere jongens in de rij.
Te wachten. Mijn tijd in het leger was begonnen.
Wachten in de rij, voor een prik, een formulier, een toewijzen aan een onderdeel. Geen idee in welke rij ik nu weer stond maar ik moest vaak en veel wachten.
Al snel had ik door dat er een rij was waar de meeste jongens gingen staan, dat was de rij voor de vrachtwagenopleiding. En dat was nou precies wat ik wilde. Mijn grootrijbewijs halen, gratis en voor niks. Nou ja, ik zou betalen met tijd en routineus saaie handelingen. Maar het cadeau zou groots zijn. En dan, later, als ik groot was, dan zou ik een camper kunnen kopen ter grote van een bus of met een vrachtwagen en mijn eigen theater gezelschap door Europa trekken.
Terwijl ik in de rij stond, keek ik om me heen. Ik stond aan de rand van een groot sportveld met daaromheen allemaal laag gebouwde barakken. Terug in de tijd. Zo voelde het. Ik ben geen kind van de jaren vijftig maar omdat ik geboren ben in 1970 ken ik wel de sfeer waar de generatie van mijn ouders zich met wilde haren en veel oranje, bruin, macramé en space design zich aan wilde onttrekken. En bij mijn opa om de hoek was ook zo’n barakken complex waar ‘de Molukkers’ woonden. Daar zaten de bewoners, op de stoep, ook vaak te wachten. Aardige mensen, die een beetje boos keken.
Dus ik herkende de sfeer van de klassieke geur van spruitjes met af en toe een ‘blauwe’ hap, gepoetst formica en opgeschoren nekken goed. Kundig intact gehouden door generaties jongemannen, soldaten, met vlijtig poetsende handen. ‘Wat niet kapot is hoef je ook niet te vervangen’, is het legercredo.
De rij van jongens die bij de afdeling vrachtwagenchauffeur stonden werd allengs langer. Toen plots een man in groen uniform, mouwen opgestroopt, langs de rij liep en op het oog gewoon wat jongens begon aan te wijzen. ‘Jij, jij, jij en jij’, en hij wees naar mij. ‘Eruit.’ ‘Naar die andere rij’.
‘Maar’, sputterde ik nog tegen, ik zag mijn droom van een rondreizend theater gezelschap alweer aan me voorbij trekken, ’Nee, hop, geen tegenspraak, naar die andere rij jij’, beval hij me. De andere rij was een heel stuk korter.
En ook de jongens in die rij. Terwijl ik omkeek naar de rij waar ik vandaan was gekomen zag ik dat die jongens in die rij, aanzienlijk langer waren. Ik voelde me afgewezen, niet alleen dat ik kennelijk niet stoer genoeg was voor een vrachtwagen maar ook nog eens om iets waar ik niks aan kon doen, mijn lengte.
‘Maar’, dacht ik, ‘dit is totale willekeur. Ik ga gewoon weer terug in de rij van de vrachtwagenmannen staan. Mij krijg je de pis niet lauw.’
De sergeant, want dat was kennelijk zijn rang, had vaker met dit bijltje gehakt en terwijl ik vrolijk de andere kant dan zijn richting uitkeek, terwijl ik alweer in de door mij begeerde rij stond, voelde ik een hand op mijn schouder. ‘Hop, eruit zei ik toch, naar die andere rij.’
Goed, die andere rij dus, de rij van de hobbits, de dwergen en de losers.
De rij van de LARO’s.
De LARO, zoals alles in het leger hadden deze voertuigen ook een afkorting. Een plunjebaal heet een pluba, je leger outfit, je DT, van dagelijks tenue en de LARO was dus kort voor LAndROver. Ik werd ingedeeld bij de afdeling LANDROVER.
Later leerde, dat deze ik ook wel de BADKUIP werd genoemd, want de oorlogsuitvoering van het vierwiel aangedreven Engelse terreinwagen, kon, in de driekwart uitvoering, dus verlengd, helemaal afgetuigd worden, door de kap van plastic zeil er af te slopen, tot het niet meer was dan een platte schuit op vier wielen. Waar je dan weer camouflage netten omheen moest hangen om vervolgens dan samen met je bijrijder en vier mannen achterin, stuiterend door het landschap kon hotsen en klosten. In volle bepakking, met aan je trekhaak een mortierkanon op twee wielen waarbij de loop het verlengde was van de trekhaak. In de vrieskou, werd je nog  maar net warm geblazen door een mini ventilator die de warme uitlaatgassen in je schoot blies. Maar omdat er geen cabine was om de warmte binnen te houden zat je daar maar te vernikkelen achter je stuur. En dan had ik als chauffeur nog geluk, want de jongens achterin hadden alleen elkaar om warm te blijven.Maar goed. Ik zal het niet al te lang maken nu, er is zoveel te vertellen de beelden buitelen over elkaar heen.

Het grote wachten tot de oorlogstijd was hoe dan ook begonnen.

De rijopleiding was een ontspannen tijd van, het leren sleutelen aan de eerste levensbehoeften van de LARO, vloeistoffen bijvullen, klein onderhoud en een beetje met de grove platte kwast de ergste butsen eruit verven met matte groene verf, beetje sigaretten roken op de kamer en kameraadschap kweken met de jongens die allemaal net bij hun moeder vandaan waren getrokken en niet zoals ik al een jaar een studie hadden gedaan in een andere stad hadden gewoond, in de weekenden werkte in de Horeca, en alle hoeken en gaten van de net ontwikkelde adolescente ziel onderzocht had op de Toneelschool. Dus nee, men kreeg mij niet klein. Het was allemaal wel okay. Ontspannen tijd. Met soms wat vreemde momenten.
De rijopleiding, het lessen voor de rijbewijs, bestond er bij ons uit, dat we met vijf jongens, eentje achter het stuur en een sergeant als instructeur door de straten van Blerick moesten manoeuvreren. Niet in de drie kwart LARO versie maar in de kwart versie. Een heel klein koekblik van een terreinwagen.
De rij-instructeur liet zijn mouw opgestroopt uit het raam leunen. Een stok in zijn hand. Die stok was een vlaggenstok die in een houder boven de bumper hoorde, daar werd een vlaggetje aan vast gemaakt voor als je in colonne moest rijden, maar hij haalde het voor aanvang van de les uit die houder en als je dan even niet goed spiegelde of vergat je richtingaanwijzer uit te zetten, want dat ging natuurlijk niet vanzelf, we hebben het hier wel over een auto die met een cabine van plastic zeil, dan ramde hij keihard met de stok op de zijkant van de deur. Een dikke deuk in de deur, ‘de schade mochten we dan later weer weg kwasten met matte groen verf.’
‘Heb je nou gezien wat je fout deed?’, grimlachte hij dan, bij het zien van je verschrikte gezicht.
Door die klap maakte je alleen maar fout op fout, maar het was zijn ‘liefdevolle’ manier om je te laten weten dat je iets vergeten was of iets verkeerd had gedaan.
Het had uiteindelijk wel effect. Je vergat het nooit meer om de richtingaanwijzer uit te zetten.

Na die klap met de stok op de zijkant van het portier gaf hij je vervolgens de opdracht een paar keer links rechts en dan weer links te gaan en dan stapvoets door de rose buurt van Venlo te tuffen. In z’n 1. Elke keer weer.
Eerst het vergeten, dan een klap, de schrik en dan het flaneren door de achterbuurten van Venlo. Rustig stapvoets langs de ramen en dan de sergeant die met zijn blote arm met een stok in z’n hand naar de dames zwaaide als ware hij de de kroonprins zelve.
De jongens achterin konden niks zien, want het groene zeil van de LARO had een soort van gelige plastic raampjes. Waar je niet doorheen kon kijken. Hoezeer mijn kamergenoten het ook probeerde. Het gekke was dat ik altijd de chauffeur van dienst was die de klap op de deur en het rijden door de rosse wijk moest verdragen. Ik zag dus alles, schrok het meest en vergat het minst.
Onderdeel van deze rijopleiding was het leren omvormen van jongens tot soldaten, want ondanks het rijden en sleutelen moesten we vooral niet ‘vergeten’ dat we later ingezet zouden worden als vechtmachines en daar hoorde, marcheren, inpakken van de Pluba, het poetsen van de kamer en de schoenen tot ze blonken, dagelijks corvee en de hindernisbaan bij.
Rennen over een parcours met touwen om in te klimmen, greppels om over te zwaaien, prikkeldraad om onder door te kruipen, buizen om onder de grond door te komen, houten wanden om overheen te worstelen, rekken met touwladders om tegen op te knallen en dat alles met een boomstam van een meter of zes in de hand, gedragen door een mannetje of vijf, zes. Een soort apenkooi, zoals we je dat misschien wel van de lagere school kent maar dan in een oversized overall met daaronder kisten en om de boel een beetje bij elkaar te houden een koppel. met daaraan een gasmasker, een opvouwbaar schepje en een veldfles.
Ik had het erg naar m’n zin tijdens de HIBA, de hindernisbaan dus. Beetje klauteren en samenwerken en fysiek bezig zijn.
Alleen door de rioolbuizen gebogen rennen was niet mijn favoriet. Dan begon ik heel hard een soort van motivatie spreuken te schreeuwen om mijn angst te verdoezelen.
‘HOE VOELEN WE ONS’, riep ik dan net iets te fanatiek….stilte…..donkere gang…soppende laarzen door de modder in het donker…’HOE VOELEN WE ONS..ons ons’, probeerde ik dan nog maar eens, met de echo mee.
‘GOED!’, riep de vaandrig dan achter me.
Hij begreep ook wel dat we ons niet zo goed voelde maar hij zag in mijn gekanaliseerde angstschreeuw een poging om deze bij andere weg te nemen, door een soort van misplaatste peptalk, als een mooie manier van pro-actief werken en dat stond hem wel aan.
Mijn kamergenoten vonden het maar niks, maar schreeuwden ook maar mee, solidair als we waren.
‘Hoe voelen we ons?’
‘GOED!’,schreeuwden ze dan, de vaandrig, nabouwend, een zes meter paal op onze gebogen ruggen meezeulend.
Het was een vorm van verzet van hen, maar ook een vorm van kameraadschap, het elkaar erdoor heen trekken, dat onderdeel was van het vormen van een groep. Niet alleen het samen eten, slapen, sleutelen en sporten maar ook het elkaar erdoor heen trekken maakte dat we van jongens mannen werden. Soldaten met vlassige snorren.
Die hindernisbaan was dus een onderdeel van de Militaire Lichamelijke Vaardigheidsproeven, de MLV
Die bestond uit:
Tempoloop: 1000 meter;
Duurloop: 5000 meter;
Catcrawl, HET TIJGEREN
Hindernisbaan, de HIBA
Verwerpen, dan wel juistheidswerpen;
Touwklimmen;
Zwemmen 200 meter (facultatief).

En het blauw op mijn MLV staat dus voor 200 meter zwemmen in kleding met kisten aan en een zwaar wapen in je hand, een bad van 20 meter 10 x oversteken met een helm op binnen een bepaalde tijd van volgens mij bijna 5 minuten..is niet niks.
Maar goed, ik heb het gehaald.
Mijn MLV is Blauw.
Ik haal nog even 1 onderdeel uit de proeven van militaire Lichamelijke Vaardigheid, voordat ik afsluit,en dat is: Het Verwerpen, dan wel Juistheids-Werpen.
In onze groep hadden we jongens van verschillende lagen van de bevolking. De meest bijzondere jongens kwamen voorbij. Stille jongens uit het Noorden van het land, bravoure bikkels uit de Randstad, hoe stereotype, maar wel waar, gezellige gasten uit Brabant en ook Limburgers.
Mij viel op dat de mannen uit Limburg, alles weigerden, een hekel dat zij hadden aan Nederland, echt niet voorstelbaar. Zij wilden zich los van elkaar, dus niet onderling afgesproken, niet inzetten voor Nederland, gewoon autochtone jongens, die zich Limburger voelde en geen Nederlander.
Bizar. Overal de kantjes vanaf lopen, vertragen, tegenwerken, noem maar op. Met een verongelijkt gezicht en zachte G, mompelen als ‘Wa ma da doenlijk echnie. Ik ga echnie vechtah foor Hoollaand’, of zoals het dan in het Limburgs moet klinken en dan sloften ze heel langzaam weg.
Een van die jongens was Soldaat Grootveld.
Een typische infanterist, een grondwerker, een zandhaas, grof gebouwd, grote bek, benen als een nijlpaard, oersterke armen, dikke buik, brede schouders,dommekracht.
Bovendien had hij een spraakgebrek, want hij kon de R niet zeggen, daarvoor in de plaats zei hij de W. Dus zijn eigen naam sprak hij uit als soldaat GWootveld. Zo noemde hij zichzelf hardop bij de inspectie en we onze namen moesten roepen.
‘Soldaat Gwootveld, PWESENT!’ Hij was ondanks zijn groot postuur en zijn zware buik en zijn spraakgebrek, erg stoer. Een grote bek, voor niemand bang, duidelijk zijn onzekerheid maskerend. En erg aardig. Want dat waren al die jongens uit Limburg wel. Echt heel erg aardig.
Hij at ook veel.
We leverden elke dag bij het middageten onze toetjes bij hem in.
Helemaal als we kuipjes met kwark hadden en hij zijn armen sloeg om de kleine presentjes, kennelijke blijken van genegenheid, en wij hem vroegen: ‘Grootveld, wat ben je daar toch allemaal aan het eten, jongen?’
Dan zei hij: ‘Ah Man, LEKKEWE BAKJES KWAWK!!’, en dan sloot hij zijn armen nog dichter om de kleinoden.
Soldaat Grootveld dus. Gouwe gozer.
Onderdeel van het MLV was het verwerpen, dan wel juistheidswerpen.
Bedoeling was om een klein gewicht in de vorm van een handgranaat, van achter een muurtje van 1,35 meter hoog over een afstand van 15 meter en 20 meter in een hoek van 30 graden, precies in ring met een diameter van rond de 2 meter mikken.En dan ook nog eens met een torderende beweging zodat de baan perfect parabolisch zou plaatsvinden. Moeilijk!! Ik zweer het je. Echt krankzinnig.
Een gewicht van een halve liter melk in de vorm van een ei met een draaiende beweging als een rugbybal of zo je wilt een kogel, want door die draaiende beweging bleef de baan stabiel, luchtweerstand enzo, in een ring op 20 meter afstand mikken.
Destructie als eindresultaat. Mits de kogel gevuld was met kruid want dan zou het ontploffen en de granaat scherven produceren met allemaal scherpe randen eraan, niet de klap, zou dood en verderf zaaien, maar de messcherpe randen van de rondslingerende scherven.
Dat eierwerpen, wij konden het geen van allen.
Behalve Soldaat Grootveld, waar hij door zijn postuur overal achterop kwam en wij hem samen met de zes meter paal over, door en onder de HIBA moesten duwen, trekken en slepen. Had hij hier een ongekend, bijna vrouwelijk accuratesse.
Hij pakte het verzwaarde witgeschilderde ei zachtjes vast in zijn enorme knuisten, kromde zijn vingers erom heen als was het een breekbaar vogeltje en met en flink zwaai van zijn enorme arm, mikte hij het met een plotselinge twist van zijn pols, zonder enkel moeite, in een perfecte boog, zo 20 meter verderop, midden in de ring.
PLOF.
Wij juichen.
De sergeant noemde hem een natuurtalent. Hij gloeide van trots. Hij had zonder dat hij het wist een talent.
Wij zouden niet omkomen als de vijand dichterbij zou komen.
We droegen hem op handen zoals we hem ook over de Hindernisbaan hadden geholpen.
Hij leerde hij ons de fijne kneepjes van het slingeren.
Trots als een moederkloek leerde hij ons het gooien van de zware eieren zonder lading.
Er was wederom een soldaat geboren in de gelederen.
En dank zij hem, de kameraadschap en het doorzetten in de bizarre tijdmachine die het militaire apparaat is, heb ik mijn rijbewijs én militaiWe ondeWscheiding!