Op Rotterdam moest ik wachten op de trein die mij terug naar huis zou brengen na een warm, enerverend en op vele fronten ontroerend mooi Poetry International Festival Rotterdam.
De Intercity Direct reed niet meer dus dat betekende een gewone intercity, geen aansluiting met de metro en dus nog later thuis.
Nog uitwieberend van mijn presentatie van de C.Buddingh’-prijs en De Grote Poëzieprijs, ging ik op het balkon zitten, tussen mijn weekendtas met kleding, rugzak met teksten, tote-bag gevuld met poëziebundels en mijn pak, in zak.
Twee mensen hesen zich naast mij op de overgebleven klapstoelen.
Geen zin in contact maakte ik toch ruimte voor ze en hees alles op mijn schoot en schoof onder mijn stoel.
Ik kreeg een vriendelijk zacht: ‘Thank you’
Zij stalde met haar ene hand haar rollator beplakt met doodshoofden bliksemschichten en stickers van popsterren en poppodia en hielp hem met haar andere hand op de andere klapstoel.
Hij klapte zijn blindengeleidestok in en haalde onder zijn oksel een dubbele hamburger met kaas van de Smullers tevoorschijn.
Nadat hij zich had geïnstalleerd begon hij dit met grote happen in zijn mond te stoppen. Zijn handen afvegend aan zijn broek.
Zij keek op de vele verfrommelde kaartjes en probeerde er achter te komen hoe zij ‘home’ moesten komen.
Hij hapte en propte zich door zijn hamburger heen.
Zijn hand verdween bijna tot het tweede kootje in zijn mond.
Ondertussen spraken ze zacht.
De conducteur kwam langs.
Hij zei gedag.
Zij zei hello.
Hij zei mwhelloww
Ik knikte goedenavond.
Zij bood hem meteen hun kaartjes aan.
‘Nee joh, dat hoeft nog niet hoor’, zei hij en stiefelde snel door.
Hij keek ondertussen naar mij, ingesloten tussen al mijn spullen, zijn wenkbrauw ging lichtjes omhoog, mijn baard met ‘vertraagde waterval van ouderdom ‘stak boven mijn pak in zwarte zak uit.
Ik knikte nog maar eens vriendelijk, terwijl er naast mij de laatste stukken dubbele cheeseburger in de open mond met slecht verzorgde tanden naar binnen werden geduwd.
Zij had het kaartje nog steeds in haar hand en vroeg in zacht Engels of ze met deze trein in Purmerend zouden komen, of in ieder geval de aansluiting met de bus niet zouden missen.
Gestoord in zijn snelle vaart begreep de conducteur niet wat er was.
Ik legde snel uit dat het Engelsen waren.
In een dialect dat tussen Rotterdam en Leiden in lag, legde hij uit dat ze die zeker zouden missen.
De bussen zouden op dat late tijdstip niet meer rijden een taxi was de enige oplossing.
De conducteur, die als een Andre van Duin in opleiding, zijn teksten grappend door de intercom had gerammeld, haalde zijn telefoon te voorschijn en begon meteen luid te bellen.Het woord taxi viel vele malen en ‘ja joh’, ‘ja nee joh’ en ‘oh ja joh’ en
‘oh ja, zaai laup slech en haai zietniegoed’
ja….
okee….ja
…..okeeej….
OOOOKEEEEJ Ja hoor, ja,
ja doei..ja.doei..ja.
jahoordoeidoei’
‘Sooww…’ vervolgde hij, razendsnel schakelend in zijn beste Engels.
‘Sooww…yes, wat wie ken doe is det wie meek sjoer det joe kom home yes..
Joe get a teksi,
yes,
we meek sjoer
…okeej’
Verbazing bij de Engels vrouw.
‘A taxi? Oh thank you’, maar ze klonk niet echt blij.
En weg was de conducteur, nog snel roepend terwijl de trein langzaam vaart minderde voor het volgende station, dat hij zijn collega het verder ging laten oplossen want hij moest er hier uit.
Dus legde ik uit dat ik begrepen had dat de conducteur op kosten van de NS ervoor zou zorgen dat zij in Purmerend zouden aankomen.
Ze keek een beetje beduusd.
Haar vriend veegde nog maar eens met zijn vette vingers langs zijn broekspijp.
‘But how much is it going to cost us’, vroeg ze
Ik legde uit dat het volgens mij echt ‘free of charge’ was.
Haar vriend keek me vriendelijk aan, zijn linkeroog draaide steeds naar linksboven.
‘Is it really, i cannot believe how nice the people from Holland are.
They are all so great and hospitable, I cannot believe it’, zei hij.
Ze bleken uit Portsmouth te komen, vlakbij zee en waren speciaal voor een concert van Bryan Adams naar de havenstad gekomen.
Het was voor hen goedkoper om naar Amsterdam te komen met het vliegtuig, hotel incluis en met de trein naar Rotterdam te gaan, dan om vanuit Portsmouth naar Londen.
Het zou hen zeker drie honderd euro schelen.
Alleen waar ze op Expedia een hotel in Amsterdam hadden geboekt bleek het begrip Amsterdam wel heel rekbaar te zijn.
Het hotel stond op een golfterrein ergens buiten Purmerend.
Zij kwamen aan op Schiphol en men wist daar niet hoe ze hen, de halfblinde man en de vrouw achter de rollator die ook nog eens slechthorend bleek, naar het golfveld ergens buiten Purmerend te krijgen met het openbaar vervoer.
Dus hadden ze hen in een taxi gezet en honderdtien euro verder waren zij in de buitenwijk van Amsterdam.
‘But the people are so really nice here’, vervolgde ze haar relaas,
‘There was only one person from Holland who wasn’t that nice. The lady next to me at the concert’, ondertussen wees ze op haar boezem, daar preek Bryan Adams en profile, zijn wangen bolden.
‘I couldn’t sit still, of course, I need to move when I hear music and especially his music. So I was really jumping up and down and moving all around.’
‘Of course’, zei ik.
‘Yeah, of course’, beaamde de man.
‘But she just sat there and gave me the cold shoulder.
Looked away from me with a sour face.
I couldn’t understand that, because why would you go to a concert and sit still.
Why?’, ze keek bedroefd, oprecht geraakt door de stugge, pinnige houding van de stijve vrouw die weigerde mee te bewegen met de muziek.
‘Why?’, Haar vriend, man, reisgenoot, keek mij oprecht vriendelijk breedlachend aan om haar verhaal kracht bij te zetten, zijn linker oog dreef van mij weg, in zijn mondhoek zat nog een restje gele saus. Of het was smeltkaas.
‘So all of a sudden she left, just like that,
She left thirty minutes before the end of the show.’
I really felt awful, but I couldn’t sit still, I just couldn’t ‘, ze frommelde wat met haar kaartjes.
‘Zoooo, hallo jullie zijn die mensen die naar Purmerend moeten?’, de collega van de conducteur nam het even van hem over.
Ik legde de situatie uit.
Hij schreef zonder omhaal het telefoonnummer van de man met het drijvende oog op, belde even, noteerde een nummer en vertelde dat zij vanaf Amsterdam CS op kosten van de NS naar Purmerend zouden worden gebracht.
Ze hoefden alleen maar dat nummer wat hij had gegeven te overhandigen.
Ze hadden alleen wel maar vijf minuten om over te stappen op de taxi voor het hotel rechts van het station.
Ik stelde voor dat ik ze zou helpen.
Op Centraal hielp ik ze door de poortjes, hij tilde de rollator, ik wrong mij met al mijn tassen achter ze aan en hielp hem stap voor stap de trap af terwijl ik achterwaarts met al mijn tassen voor hem, zo zou hij niet vallen, en hij met de rollator in zijn handen voorzichtig boven zijn hoofd tillend voorwaarts liep.
Zij kwam achter hem aan met zijn stok in haar hand en hield de leuning vast.
Zijn voeten voelend over de treden. Een lift hadden ze niet gewild. Duurde te lang en dan zouden ze nooit in Purmerend aan komen.
‘One step, another one, two more, yes, now we walk vijf passes forward and now six steps, oooone, twoooooo, three’, hielp ik hem als een extra paar ogen terwijl zijn voeten als tentakels voor hem uit tasten.
Ondertussen sprak zij hem vanuit de achterhoede bemoedigend toe.
In vier minuten waren we beneden.
Voorzichtig liepen we, de snelle fietsers ontwijkend, naar de taxistandplaats.
Voordat ik afscheid zou nemen ritste ik nog snel mijn tas open en haalde het T-shirt van Poetry te voorschijn, met de tekst van de in Engeland woonachtige dichter
Kayo Chingonyi.
‘I cannot listen passively’
Het stuk stof als doekje voor het bloeden vanwege die zure vrouw, met haar stugge stijve houding tijdens het concert van Bryan Adams.
Blij nam ze het aan, met de belofte dat ze dit vanaf nu elk concert zou gaan dragen zodat ze zich vrij zou voelen om te bewegen.
‘Want ze kon niet eenmaal niet naar een concert gaan en niet bewegen.’
Haar man glimlachte ’ the Dutch are so nice, so hospitable, so nice.’
Hij keek met één oog naar de volle maan.
De taxi kwam, zij stapten in.
De chauffeur vroeg me, terwijl hij het loopwagentje achterin z’n auto legde: ‘Zeg vent, waar moet jij dan naar toe?
Ook naar Purmerend?’
‘Nee, Amsterdam-Oost’
‘Nou stap in dan, ik moet toch die kant uit.’
Met al mijn tassen stond ik voor mijn deur, ik zwaaide de taxi na, de ramen waren geblindeerd, of ze mij zagen weet ik niet, in mijn hand een smoezelig briefje wat zij me vanaf de achterbank in mijn handen had gedrukt, daarop hun namen geschreven,
Mandy en Nic.
En hun telefoonnummer met de belofte dat als ik ooit in Engeland zou zijn, ik zeker contact moest opnemen.
Want of je nou van zijn stem houdt of niet,
Bryan Adams heeft gelijk als hij zingt:
‘cause when it’s all for one it’s one for all.
When there’s someone that should know
then just let your feelings show
and make it all for one and all for love.’
Dan moet je wel bewegen.